Michael van Hoogenhuyze ~ Rob Steenhorst – Regisseur van paradoxen 2015 (beschouwing)

Een trompetspeler in een Hollandse straat, omgeven door herdershonden en verschrikt opvliegende kauwen. Twee kinderen proberen een van de honden uit te dagen, zonder ook maar de geringste interesse te hebben voor de trompetspeler. Overigens geldt het voor alle elementen, bomen, fiets en winkelwagentje, straatklinkers, vogels en kinderen. Niemand heeft weet van de ander of het andere. Het zou echt gebeurd kunnen zijn en tegelijkertijd is het beeld bizar en raadselachtig. Rob Steenhorst, de maker van deze voorstelling vertelt dat hij de trompetspeler echt heeft gezien, jaren geleden als kind, in Amsterdam-West.

Rob Steenhorst heeft in zijn werk als kunstenaar een ontwikkeling doorgemaakt van schilder naar ontwerper van computerbeelden. Die ontwikkeling lijkt door praktische omstandigheden bepaald te zijn. De schilderwijze van Steenhorst was in oorsprong gebaseerd op een zeer gedetailleerde weergave van concrete, herkenbare situaties. Die werkwijze vergt heel veel tijd. Ondertussen bleek de verbeelding bij hem veel sneller te gaan. Hij kon al vele schilderijen gedacht hebben vóór dat het schilderij, waar hij aan werkte, was voltooid. De computer bood hem een werkwijze waarin denken, ‘verzinnen’, en handelen wat tijd betreft dichter bij elkaar lagen. Tegelijkertijd is het onderscheid tussen bedenken en uitvoeren helder. En ook dat past bij de manier van werken van Steenhorst. Rob Steenhorst ontwerpt beelden, maar liever nog zou je kunnen zeggen dat hij optreedt als regisseur van scènes. In de jaren dat hij deze ontwikkeling doormaakte bleek het werken met chemische substanties als verf slecht te zijn voor zijn gezondheid. Een extra reden om de computer als het beeldend gereedschap bij uitstek te beschouwen.

De beelden die Rob Steenhorst maakt zijn extreem aanstekelijk in hun werking. Men kan de situatie snel herkennen. Er ontstaat direct de behoefte om het beeld te zien als een scène uit een verhaal. Veel toeschouwers gaan dan ook meteen het verhaal reconstrueren. Er ontspint zich zo eerder een literaire beschouwing, een interpretatie, dan een beschouwing van het werk als beeldende kunst. Het beeld vormt een aanleiding om naar de ‘ontbrekende tekst’ te zoeken.

Met behulp van de computer heeft Rob Steenhorst zich een middel verschaft om efficiënter zijn dromen, fantasieën en herinneringen vast te leggen, in een stijl die hij als schilder ook al hanteerde, namelijk een hallucinerend realisme. Met dat extreme realisme past hij in een lange traditie. Hij is zich van die traditie zeker bewust. Rob Steenhorst is zeer goed op de hoogte, niet alleen van de kunstgeschiedenis, maar ook van de actuele beeldende kunst.

Op het eerste gezicht kunnen we in zijn werk de aanpak van de Nieuwe Zakelijkheid uit de jaren dertig van de twintigste eeuw zien. Alledaagse scènes zijn zo weergegeven dat realisme en vervreemding tegelijkertijd op de toeschouwer inwerken. Er blijken nog andere invloeden mee te spelen. Zo zien we dat bij Steenhorst realisme veelal samengaat met een sterke invloed van de vijftiende eeuw, de vroege Renaissance en de Vlaamse Primitieven. Hun fascinatie voor de nieuwe macht van de kunstenaar om niet bestaande situaties en voorwerpen bedrieglijk tastbaar te verbeelden zien we bij Steenhorst ook. Die fascinatie blijft aanstekelijk. Niet alleen Van Eyck of Ghirlandaio, maar ook de schilders uit de twintigste eeuw als Pyke Koch of Dick Ket konden er van genieten, en zo ook Rob Steenhorst. In die realistische wijze van afbeelden krijgen de dingen een zekere ‘magie’, suggereren ze een bijzondere betekenis. Het gaat zelfs nog verder, want ook de toeschouwer van het werk van Rob Steenhorst zal naast al het andere ook genieten van de bedrieglijke ruimtelijkheid en tastbaarheid van de dingen, een ‘echtheid’ die het beeld raadselachtig maakt.

Maar als we naar de inhoud van de beelden kijken, en rekening houden met de verhalen van Rob Steenhorst zelf, is er nog een andere invloed. Hij vertelde eertijds over zijn jeugd in Amsterdam. Hij schetst een wereld die het bizarre en vreemde combineert met het alledaagse. De getoonde beelden gaan niet over onbestaanbare gebeurtenissen, maar over het leven gedurende zijn jeugd. Daarmee doet het denken aan de ontwikkeling van filmmakers als Fellini. Die begon in een soort realisme maar kreeg zoveel voorkeur en gevoel voor de bizarre kant van het bestaan dat zijn films meer en meer ‘surrealistisch’ of ‘fantastisch’ van karakter werden. We zien die ontwikkeling bij een aantal Italiaanse filmmakers. De manier waarop de figuren in zijn beelden een houding aannemen doet ook denken aan theater, zoals de opera. Een van zijn werken doet denken aan scènes uit het Verisme van componisten als Puccini of Bizet, maar dan geactualiseerd in een enscenering van de 21ste eeuw.

Een vrouw in een wit satijnen broekpak draait zich half geschrokken, half verontwaardigd, om naar een jongen die van een afstand toenadering zoekt. Op de achtergrond een paar, bestaande uit een dikke man met streepjespak en een vrouw in een felrode jurk, in geagiteerde toestand wandelend. Het totale gebeuren vindt plaats in een troosteloze en armoedige buurt.

In veel beelden kijkt de beschouwer van een hoger standpunt naar beneden. De grond, de aarde, gaat daarmee een duidelijke rol spelen in het totaal. Zo zien we naast de invloed van Fellini ook de sombere naar de grond gerichte stemming van Tarkovsky.

Een realistische schilder die werkt in de 21ste eeuw zal inmiddels meer door films dan louter door schilderijen beïnvloed worden.

Maar er zijn ook beelden die verwijzen naar oude schilderijen, zoals een hedendaagse interpretatie van Christoffel, de reus die het Christuskind over water droeg. De heilige is nu gekleed in een elegant pak, verbeeld op een wijze waarop twee beelden simultaan getoond worden, over elkaar verschoven, waardoor ze beweging suggereren.

Het werk van Rob Steenhorst is een reis door zijn herinneringen, associaties en vermoede, voorbije werelden. We zien op die manier een atlas van de verbeelding van de 21ste eeuw, onze fantasieën, bekende filmbeelden en reproducties van oude schilderijen, naast elkaar geplaatst, zoals alleen via Internet al die beelden ‘in één adem’ getoond kunnen worden.

En dan is er nog meer aan de hand. De vervreemding in de beelden van Rob Steenhorst is toch anders dan bij zijn illustere voorbeelden het geval is. Het ziet er naar uit dat hij zich middels een ingreep toegang verschaft tot een wereld die niet de zijne, en ook niet de onze, is.

Douwe Draaisma beschrijft in zijn “Vergeetboek”, over herinneren en vergeten, hoe je gedurende de voortgang van je leven dingen vergeet, waarna de herinneringen, die je van het verleden hebt, nooit meer een weergave van die levensfase kunnen zijn. Er voltrekt zich een splitsing waarbij een nieuwe persoon onherroepelijk is vervreemd van diezelfde persoon in het verleden. Teruggaan naar vroeger gaat niet, zou bijna ‘illegaal’ zijn, hoeveel herinneringen uit die tijd je ook hebt. Om te kunnen blijven leven moeten we onze vorige persoonlijkheden afleggen, zodat we ons kunnen storten op een nieuwe rol. We zijn geen kind of adolescent meer; die fases zijn voorbij. En toch tracht Rob Steenhorst in die wereld te komen, de ervaring terug te halen.

De beelden van Rob Steenhorst zijn de fantomen van een wereld waar de maker zelf niet werkelijk kan binnendringen. Het is een vreemde spookwereld, herkenbaar, alledaags en onwerkelijk tegelijk. Wij als toeschouwer maken mee hoe de kunstenaar als het ware verdwaald is. Daarmee wordt het verontrustend, enigszins zoals we het ook in het Surrealisme kennen, maar dan zonder de zwaar aangezette irrationaliteit van die stroming.

Rob Steenhorst ziet zichzelf soms ook als regisseur van scènes als in een film of een theaterstuk. Het ligt dan ook voor de hand dat toeschouwers geneigd zijn om de beelden als toneelscènes te analyseren en beschouwen. Maar veel van het resultaat komt naar mijn idee juist tot stand door de gehanteerde techniek. Het gaat niet alleen om het extreme realisme, maar ook om de manier waarop dat realisme tot stand komt. Het is dus zaak om daar nu dieper op in te gaan.

Het eerste resultaat van het werk van Steenhorst wordt gevormd door beelden op een beeldscherm. De volgende stap, naar het definitieve werk, is de print. Tegelijkertijd laat Rob Steenhorst naast die definitieve prints ook hetzelfde beeld circuleren op andere formaten. De combinatie van het gegeven dat het computerbeelden betreft, en de reproducties die evenveel informatie bevatten als het officiële werk, maken dat er een andere opvatting over dit werk groeit. Het eigenlijke werk is het beeld op het beeldscherm. Daarvan afgeleid zijn er de plaatsen waar deze beelden hun neerslag vinden in een print op een drager, het papier. Op die manier lijkt er geen ideaal formaat te bestaan. Deze werken zijn geconcretiseerde fantomen. Dat is de reden dat ik het ook steeds heb over ‘beelden’ in plaats van ‘prenten’ of ‘schilderijen’.

De beelden zijn tot stand gekomen middels een computerprogramma, een 3D-tekenprogramma waarmee eerst de tekening wordt gemaakt, die verder wordt ingevuld en van kleur, textuur en details voorzien. Op een bijna academische manier is de 3D-tekening het geraamte van het kunstwerk. Maar daar is iets interessants aan de orde. Een tekening is opgebouwd uit lijnen. Lijnen zijn doorgaans in de kunst de uitdrukking van een gedachte. Lijnen bestaan niet in de werkelijkheid. Maar op papier zijn ze voor kunstenaars het middel bij uitstek om naar de definitieve vorm te zoeken. In een met de hand getrokken lijn is een mengsel te ontwaren van wilskracht en twijfel. De lijnen in het werk van Steenhorst zijn niet de lijnen van de kunstenaar, maar van het computerprogramma. Daarmee zijn deze lijnen neutraal, mechanisch tot stand gekomen en niet uit de hand getrokken. Er ontstaan zo zwevende beelden, niet gestuurd door de wil van de kunstenaar, zo lijkt het, maar ingebracht in het scherm middels een commando binnen het programma. Het maakt de verschillende elementen tot een soort geestverschijningen.

Door middel van een commando kunnen objecten en figuren in verhouding groter of kleiner worden, hun plaats ten opzichte van elkaar gewijzigd worden, de omringende ruimte vergroot of verkleind worden enz. In die zin lijkt dit werk inderdaad sterk op het werk van een regisseur. De spelers hebben hun eigen wetmatigheden, de regisseur kan ze bijsturen maar heeft de spelers in zekere zin niet ‘gemaakt’. Of: wel gemaakt maar geen ‘leven ingeblazen’. Het geeft aan de beelden een geheel eigen karakter, dromerig en verontrustend.

Rob Steenhorst maakt géén gebruik van foto’s. Dat heeft grote consequenties. In een foto is steeds een onderscheid te maken tussen de elementen die bewust gekozen of geregisseerd zijn en de vormen die er daarnaast toevallig in beeld zijn gekomen. Het beeld bestaat uit gekozen elementen, die zich los maken van de toevallige chaos, die er in de gefotografeerde scène ook altijd aanwezig is. Hoezeer de kunstenaar ook tracht alles onder controle te krijgen, steeds zullen er elementen aan zijn aandacht ontsnappen.

Dat loskomen van een motief van zijn achtergrond of uit het gebruikte materiaal is een interessante gebeurtenis in het creatieve proces en herkenbaar in het resultaat. Eeuwen lang is er op die manier kunst tot stand gebracht. Met de computerbeelden van Rob Steenhorst lijkt er iets wezenlijk nieuws te ontstaan. Hier is álles onder controle; als het niet door de kunstenaar is ingebracht dan in ieder geval door het computerprogramma. Maar er zijn geen details die de kunstenaar niet gezien heeft en die toch in het beeld zijn binnen geslopen. De meeste uitingen van mensen kennen een verhouding tussen ruis en informatie. In de beelden van Rob Steenhorst is alles informatie geworden. Hoe rijk en gedetailleerd de beelden ook zijn, tegelijkertijd ontstaat er het gevoel van een vacuüm, zoals we overigens ook wel kennen uit de Pittura Metafysica van Giorgio de Chirico. Maar dat vacuüm is bij Steenhorst nog extremer. Het is de manier waarop de details neutraal worden in de computer die geen voorkeuren of verschillen kent.

Met de opkomst van de fotografie ontstond het fenomeen van de afsnijding. Het ging zich weldra ook voordoen in de schilderkunst. Een beeld was een detail van een oneindig grote werkelijkheid afgesneden om praktische redenen en ten bate van een duidelijke compositie. Het gegeven dat een afbeelding een afgesneden detail is doet zich ook voor in de film en de video. Gevolg is dat we hebben geleerd naar dergelijke boodschappen te kijken met het besef dat we ook een heleboel niet zien. Een mededeling is daarmee meteen dubbel: Dat wat getoond wordt en dat wat achterwege blijft… In het werk van Rob Steenhorst treedt dat verschijnsel niet op. Er wordt niets weggelaten. Alles wat er getoond moet worden, komt in beeld. Daarmee hebben zijn beelden de trefzekerheid van een altaarstuk uit de vijftiende eeuw.

In deze werkwijze (beelden zonder ruis en zonder toevallige afsnijdingen) ontstaan er intuïtief gekozen scènes, maar wel zo weergegeven dat alles, elke pixel, onder controle is. Er is een maximale tegenstelling ontstaan tussen controle en intuïtie. Dat maakt het des te meer verontrustend, soms zelfs dreigend.

Bij sommige werken krijg je de indruk dat er sprake is van een trage explosie. De figuren lijken stersgewijs uit beeld te zweven. De dingen zijn licht, ingebracht door een machine die zelf geen wil heeft, maar de regieaanwijzingen volgt van de kunstenaar. Die onbepaalde lichtheid in combinatie met de pijnlijk nauwkeurige illusie maakt dat de werken van Rob Steenhorst droombeelden lijken. De getoonde scènes zijn verontrustend omdat ze in hun onwerkelijkheid niet voor ons bedoeld lijken te zijn. Dat wordt versterkt doordat de fantasieën van Rob Steenhorst persoonlijk zijn, in zekere zin een privé aangelegenheid. We mogen meekijken in zijn fantasiewereld, dromen in zijn vreemde gewichtloze wereld, maar weten ook dat ze niet voor ons bedoeld zijn. Het geeft een mengsel van genot en twijfel, nieuwsgierigheid en gêne.

We komen hier dus op een paradox. De beelden zijn duidelijk gemaakt voor een publiek, afgedrukt, opgehangen in een tentoonstelling en nogmaals enige malen afgedrukt op kleiner formaat. De kunstenaar wilde het tonen. Maar tegelijkertijd lijkt het duidelijk dat de kunstenaar alleen was en niet beïnvloed door enig verlangen van het publiek toen hij in de voorbereiding van zijn werk aan het fantaseren sloeg. Het fantaseren is strikt privé, de weergave is publiek. Die weergave is pijnlijk precies, grijpbaar en tegelijk artificieel, onlogisch en gecontroleerd. Zo wordt het publiek geconfronteerd met aanstekelijk werk vol paradoxen.

De laatste tijd is er een behoefte gegroeid om die tegenstelling tussen controle en intuïtie meer te overbruggen. Door uiteindelijk na het resultaat van een computerbeeld, dit beeld toch weer geheel eigenhandig te schilderen, treedt een nieuw proces in werking. De handeling van het schilderen is een voortdurend gesprek tussen oog en hand, materiaal en visueel resultaat. Rob Steenhorst voelt de behoefte groeien om de beelden uiteindelijk weer te gaan schilderen. Op die manier wordt een ‘organische’ dialoog met het materiaal toch weer langer en intensiever gemaakt, na de koele discussie tussen ingreep en computerbeeld. Het kan een nieuwe fase in zijn werk worden.

Michael van Hoogenhuyze – Leiden, 2015

×